Na jaren in dienst te zijn geweest bij de Rotterdamse politie werd Sarah Izat gevraagd of ze een stapje verder wilde zetten in haar carrière door een functie van buitengewoon opsporingsambtenaar te bekleden. Dat wilde ze graag, maar toen ze met hoofddoek en uniform op het bureau verscheen werd ze naar huis gestuurd. De reden: het dragen van een hoofddoek gaat volgens de Rotterdamse politie in tegen de gedragscode van 2011, die politieambtenaren gebiedt een neutrale en uniforme gezagsuitstraling te hebben. Verder betoogde de politie dat dit in het belang van de veiligheid van de politieambtenaar zelf zou zijn.
Het College voor de Rechten van de Mens oordeelde echter anders. Op 20 november 2017 deed het College uitspraak en oordeelde deze dat Sarah als politiemedewerkster haar hoofddoek mag dragen, aangezien dit de neutrale en uniforme gezagsuitstraling niet schaadt en haar veiligheid niet in het gedrang komt.
Wat was jouw reactie toen je de uitspraak van het College voor de Rechten van de Mens te horen kreeg?
Het oordeel van het College was bevredigend. Ik zie het als een lichtpunt in de ambitie van een moslima op de arbeidsmarkt, vooral na de Achbita uitspraak die het Hof van Justitie van de Europese Unie eerder dit jaar had gedaan. In die uitspraak heeft het Hof bekrachtigd dat het voor werkgevers in beginsel is toegestaan het dragen van religieuze symbolen op de werkvloer te verbieden. Dit moet echter wel onder enkele voorwaarden. Ik vind dat de uitspraak van het Hof discriminatie legitimeert, in het bijzonder richting moslima’s. Ik ben namelijk van mening dat deze beslissing ervoor zorgt dat je als moslima ineens wordt beperkt in je benoembaarheid op de arbeidsmarkt. Door de uitspraak moet je eerder gemaakte keuzes heroverwegen terwijl je dat eigenlijk niet wil. Je wordt gedwongen te kiezen tussen je principes en iets wat je graag doet: de arbeidsmarkt opgaan en meedoen. Ik vind echter dat dat niet moet, maar het Hof van Justitie wel. Dankzij het advies van het College voor de Rechten van de Mens heb ik weer hoop gekregen.
Van normale studente en politiemedewerkster in Rotterdam naar een Bekende Nederlander. Hoe heb je deze overgang, met name na je bekendmaking in de Volkskrant, ervaren?
Ik heb geen overgang gemerkt. Ik ben nog steeds Sarah Izat, een normale studente en een trotse politiemedewerkster. Het belangrijkste vind ik om bij mezelf te blijven. Maar wat ik wel hoop is dat ik nu voor meerdere groepen in de samenleving kan spreken. Dat meer mensen achter mij staan die ik mag vertegenwoordigen. Met dat in mijn achterhoofd ga ik de strijd aan. Een strijd voor universele waarden en normen en om mensen bij elkaar te brengen. Dat is iets waar ik moeite voor moet doen. Maar tegelijkertijd is het ook een strijd die ik met mezelf voer. Ik doe daarom veel aan zelfreflectie, en zo blijf ik kritisch en scherp, niet alleen naar buiten maar ook naar mijzelf.
Dit vraagstuk heeft veel discussie teweeg gebracht in Nederland. De kritiek (met name op sociale media) bleef ook zeker niet verborgen. Hoe ga je daarmee om?
Ik laat het een beetje van mijn schouders glijden. Die reacties neem ik niet heel serieus, al scan ik ze wel even snel. Iedereen heeft het recht om te zeggen wat hij of zij vindt, dus ik ook. Men verwijt mij dat ik opkom voor mijn rechten via juridische middelen. Maar ik doe niets anders dan wat er in de gedragscode van de politie staat, die het toestaat om die juridische middelen in te zetten. Iedereen mag een mening hebben en die uiten. Ik heb daar veel respect voor en ik snap ook dat mensen uit emotie praten. Maar laten we elkaar wel met respect behandelen. Bovendien krijg ik ook een hoop mooie reacties. Laatst kreeg ik nog een handgeschreven kaart van een mevrouw uit Rhoon. Ik vind het een prachtig gebaar en mooi dat ze de moeite neemt om mij te schrijven. Dit soort dingen maken dan alles weer goed.
De uitspraak van het College is een advies, het is niet bindend. Waarom heb je toch voor de weg naar het College voor de Rechten van de Mens gekozen?
Als je naar de rechtbank stapt en verder geen oordeel hebt dat jouw standpunt verdedigt, dan heb je bij voorbaat al verloren, zeker gezien de Achbita uitspraak van het Hof.
De reden dat ik voor het College heb gekozen is dat het specifiek kijkt naar mensenrechten. Aangezien ik vind dat ik word beperkt in mijn recht op vrijheid van religie ben ik daarnaartoe gestapt. Ik ben ervan bewust dat het advies van het College een principiële uitspraak is en dat de politie dit niet hoeft op te volgen, maar wat we niet moeten vergeten is dat het gezaghebbend is. De politie zal wel moeten kijken naar het advies. Bovendien schept deze uitspraak positieve jurisprudentie. Dus stel dat we nog naar de rechtbank willen gaan, dan heb ik nu dit advies dat mij in dat proces ondersteunt.
Eerder heb je gesteld dat de Nederlandse politie zich in een ‘identiteitscrisis’ bevindt, doordat het enerzijds neutraliteit wil uitstralen op basis van de gedragscode en anderzijds inclusief wil zijn. Hoe zou de gedragscode volgens jou een betere balans tussen neutraliteit en inclusiviteit kunnen uitstralen?
Neutraliteit vind ik iets wat al in een veel eerder stadium ter sprake moet komen, al bij het sollicitatiegesprek. Daarnaast vind ik het belangrijk dat we stilstaan bij wat neutraliteit precies inhoudt en die term koppelen aan het politieoptreden. Iemand neutraal bevinden op basis van iemands uiterlijk zie ik niet als neutraliteit. Als we neutraliteit nader invullen op een manier waarop iedereen zich in die betekenis kan vinden, dan kunnen wij het toepassen in de selectie. Hier kunnen we echt wel iets voor vinden. Denk aan een zwaardere antecedentenonderzoek of een extra vak in de opleiding van politiemedewerkers. Ik ben bereid om daaraan mee te werken.
Wat denk je dat het effect van de uitspraak zal zijn? Had je dit beoogd?
Het kan zijn dat de politie mij niet tegemoetkomt in de beslissing. In dat geval ga ik gewoon met plezier door bij de politie. Maar het kan zijn dat ze dat wel doen. Dan zou dat echt een droom zijn die uitkomt. Het gaat erom dat in beide gevallen de politie het oordeel bestudeert. Nu is het nog een beetje afwachten.
Wat ik hoop bereikt te hebben met dit oordeel, is dat moslima’s zich niet laten tegenhouden door regels met discriminatoire aard en dat zij ook voor hun rechten opkomen. Dit geldt echter niet enkel voor moslima’s, maar voor iedereen die van mening is gediscrimineerd te zijn op wat voor grond dan ook.
Je hebt eerder aangegeven dat je graag rechter wilt worden en dat je waarde hecht aan inclusiviteit. Stel dat je deze functie bekleedt. Hoe denk je dat je later in die positie een bijdrage kunt leveren aan die inclusiviteit?
Het duurt waarschijnlijk nog een lange tijd voordat ik dat heb bereikt, omdat ik eerst ervaring op wil doen en mij wil verdiepen in de wisselwerking tussen het recht en de maatschappij. Maar wat ik nu wel om me heen zie, is dat vrouwen in bepaalde internationale en Europese gerechtshoven nog ondervertegenwoordigd zijn. Zo telt het Hof van Justitie van de Europese Unie 27 rechters waarvan er maar 5 vrouw zijn. Nog zorgwekkender is het voorbeeld van het Internationaal Gerechtshof, dat 15 rechters telt waarvan er slechts 3 vrouw zijn. Nederland zelf is op de ranglijst van landen waar vrouwen gelijk zijn aan mannen gezakt naar nummer 32.
Ik hoop dat ik tegen de tijd dat ik rechter ben, de strijd voor inclusiviteit en representativiteit niet meer hoef te voeren. Maar als dat nodig is, zou ik graag die getallen willen opkrikken.
Wat zijn voor nu je toekomstplannen?
Ik vind het lastig om het precies aan te geven, maar ik heb altijd een vertegenwoordigde functie willen uitoefenen. Ik zie die behoefte in mij steeds terugkomen. Het begon met het zijn van klassenvertegenwoordiger op de middelbare school en groeide door tot de ambitie om Minister van Buitenlandse Zaken te worden. Ik heb veel ambities waar ik meerdere levens voor nodig heb om ze allemaal waar te maken. Maar wat ik oprecht hoop, is dat ik een positieve bijdrage kan leveren aan de (achtergestelde) positie van vrouwen en de erkenning van vrouwenrechten. Veel vrouwen worden tot op de dag van vandaag vaak gezien als een zwakke partij. Deze vrouwen verdienen een naam. Ik hoop daarin een rol te vervullen door deze groep te vertegenwoordigen om uiteindelijk discriminatie in wat voor hoedanigheid dan ook uit te bannen.
Interview door: Neha Bagga van het NJCM, werkgroep Europees Recht