Voor de tweede keer in de afgelopen weken is Italië door het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM) veroordeeld voor het schenden van artikel 3 (verbod op folteringen en onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen) van het Europees verdrag voor de rechten van de mens (EVRM) – in beide gevallen ging het om geweld van gevangenisbewaarders. In de eerste zaak stond Dimitri Alberti centraal, in de meest recente zaak bepaalde het EHRM dat het geweld waar Valentino Sabba aan is blootgesteld op 3 april 2000 in de gevangenis van Sassari eveneens een schending van de mensenrechten is. Ditmaal veroordeelden de rechters in Straatsburg echter niet alleen het geweld zelf, maar ook de reactie hierop van Italië, dat niet volledig voldeed aan de vereisten van een grondig en effectief onderzoek ter zake, zoals de wet voorschrijft.
‘‘Na 14 jaar is er eindelijk gerechtigheid’’, verklaart de president van de Associazione Antigone, Patrizio Gonnella. ‘‘Maar om tot gerechtigheid te komen was opnieuw de tussenkomst van het Europees Hof voor de rechten van de mens nodig. Deze arresten zijn beschamend voor een beschaafd land als Italië, dat in staat zou moeten zijn iedereen met respect en waardigheid te behandelen. Daarnaast is het alarmerend dat, als er sprake is van inbreuk op artikel 3, ons rechtssysteem niet in staat is op adequate wijze te reageren. Dat komt omdat martelen geen onderdeel meer uit maakt van het Italiaanse wetboek van strafrecht. Als dat wel het geval was geweest, was de verjaringstermijn in deze zaak niet zo kort geweest.’’
‘‘Daarom moeten politici zich inspannen zodat een aantal zaken onmiddellijk wordt aangepakt’’, vervolgt Gonnella. ‘‘Martelen moet als misdaad worden opgenomen in het wetboek van strafrecht, er moet een einde komen aan de onschendbaarheid van degenen die geweld uitoefenen tegen gevangenen en voor rechtshandhavingspersoneel moeten er mechanismen komen op het gebeid van opleiding en scholing.’’
Met het grootste onderzoek naar gevangenisgeweld in Europa ooit, heeft de Associazione Antigone bijgedragen aan de zaak van Valentino Sabba. Het onderzoek heeft geleid tot bijna 100 arrestaties onder rechtshandhavingspersoneel. Wat volgt is een fragment uit het derde rapport van Antigone over gevangenisomstandigheden (genaamd Antigone in de gevangenis) waarin de gevangenis in Sassari op Sardinië wordt besproken:
‘‘Op 27 maart 2000 sloegen de gedetineerden van de San Sebastiano gevangenis in Sassari rond middernacht uit protest met hun bestek tegen de tralies, zetten ze hun lakens in brand en bliezen ze hun gasflessen op. Als reactie op dit protest gingen de gevangenisbewaarders in staking. Als gevolg hiervan hadden de gedetineerden geen toegang meer tot de gevangeniskantine en moesten ze het stellen zonder sigaretten. Op 3 april werden alle gevangenen geëvacueerd naar andere gevangenissen op Sardinië. Tijdens de evacuatie werden 30 gevangenen stevig afgetuigd. Hun familieleden kwamen in actie en dienden klachten in. Op 18 april had Antigone een ontmoeting met de leiding van het gevangeniswezen. Op 20 april organiseerden de moeders van in elkaar geslagen jonge gevangenen een bijeenkomst bij kaarslicht. Op 3 mei vaardigde het OM 82 bevelen tot bewaring van de betrokken gevangenisbewaarders uit – 22 opsluitingen in de gevangenis en 60 huisarresten. De regionale hoofdinspecteur van het gevangeniswezen, de gevangenisdirecteur en het hoofd van de penitentiaire politie (verantwoordelijk voor het vervoeren van gevangenen) waren allemaal betrokken bij het onderzoek.’’
Een van de gevangenen, Gavino P., herinnert zich nog goed wat hem destijds overkwam: ‘‘Op die dag, ten tijde van de opstand, bevond ik mij in het hol van de leeuw: een binnenplaats waar je met een tunnel toegang toe krijgt. We moesten allemaal met onze armen op de rug dezelfde route lopen naar de bezoekerszaal. Vanaf het moment dat ik handboeien om kreeg, stopte ik min of meer met functioneren. Ik herinner me dat ik werd uitgekleed en iemand tegen me zij dat ik het zo gauw moe zou zijn om de baas uit te hangen. Ik deed zelfs alsof ik flauwviel, hopende dat ze me met rust zouden laten, maar ik werd afgeranseld terwijl ik op de grond lag. In de bezoekerszaal zag ik een gevangene die er vreselijk vies uit zag, hij had in z’n broek had geplast.’’
Een andere gevangene, Massimo D. vertelt wat er die dag met hem gebeurde: ‘‘Het hoofd van de gevangenisbewaarders pakte me bij mijn oor en probeerde mijn oorring uit te trekken. Een van zijn collega kwam er tussen om mij te beschermen. ‘Jou pak ik later nog wel’, kreeg ik te verstaan.’’ Costantino C., nog een andere gevangene en getuige, herinnert zich een van de meest verschrikkelijke beelden van de hele gebeurtenis: het hoofd van een medegevangene dat in een emmer met water werd gedrukt.